ECLI:NL:CRVB:2013:911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 11 juli 2006 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaarde. De zaak is ontstaan na een heronderzoek door het college, waaruit bleek dat appellante zeven kentekens op haar naam had geregistreerd zonder dit te melden. Het college heeft appellante verzocht om aanvullende informatie over de aan- en verkoop van deze voertuigen, maar appellante heeft niet volledig voldaan aan deze verzoeken. Hierdoor heeft het college de bijstand per 29 oktober 2009 ingetrokken, omdat de inlichtingenverplichting was geschonden.
De Raad overweegt dat het college terecht heeft vastgesteld dat appellante niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd en dat de registratie van de voertuigen op haar naam een indicatie vormt van haar vermogen. Appellante heeft aangevoerd dat de voertuigen aan haar man en stiefbroer toebehoorden, maar deze stelling werd niet gevolgd. De Raad bevestigt dat het college de ontbrekende gegevens mocht opvragen en dat appellante niet aan haar verplichtingen heeft voldaan.
Daarnaast heeft appellante betoogd dat het college niet mocht terugvorderen, omdat zij in financiële problemen zou komen. De Raad oordeelt dat de stelling van appellante onvoldoende is om dringende redenen aan te nemen die het college zouden verplichten om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.