ECLI:NL:CRVB:2013:888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- W.F. Claessens
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kwalificatie van de woonsituatie van appellante in het kader van de Maatschappelijke bijdrageregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft appellante, die in een beschermde woonvorm verblijft en aanspraak maakt op een bijdrage op grond van de Maatschappelijke bijdrageregeling (Regeling). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand had eerder haar aanvragen voor deze bijdrage afgewezen, met als argument dat appellante niet tot de doelgroep behoort omdat zij in een inrichting verblijft. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard, maar het dagelijks bestuur heeft in hoger beroep de afwijzing van de aanvragen gehandhaafd.
De Raad heeft vastgesteld dat de woonsituatie van appellante moet worden gekwalificeerd als een inrichting in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB). Dit betekent dat appellante niet tot de doelgroep van de Regeling behoort. De Raad heeft daarbij gekeken naar de definitie van een inrichting volgens de WWB, die inhoudt dat er sprake moet zijn van een instelling die slaapgelegenheid biedt met hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van het etmaal. De Raad concludeert dat de beschermde woonvorm waarin appellante verblijft aan deze criteria voldoet, ondanks haar claim dat zij zelfstandig woont.
Appellante heeft ook aangevoerd dat de uitsluiting van mensen die in een inrichting verblijven van de Regeling discriminerend is. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze kwestie niet ter beoordeling ligt in het kader van de huidige zaak, omdat het enkel gaat om de toepassing van de Regeling en niet om de inhoud ervan. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het dagelijks bestuur terecht heeft gesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor de bijdrage.