In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1992, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellante niet kon aantonen dat zij gedurende 52 weken onafgebroken minder dan 75% van het minimum(jeugd)loon kon verdienen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv bij de beoordeling van de aanvraag van appellante niet voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellante, die lijdt aan fibromyalgie. De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige de voorgehouden functies als geschikt had beoordeeld, maar dat de medische beoordeling niet volledig was. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het Uwv van 24 augustus 2011 vernietigd. Het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.888,- bedroegen.
De Raad heeft ook bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellante moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor uitkeringen op grond van de Wet Wajong en de noodzaak om de functionele mogelijkheden van de aanvrager goed in kaart te brengen.