Uitspraak
26 juli 2012, 11/1749 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellant tegen de informatie die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft verstrekt. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Iwema, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brieven van 11 augustus 2010 en 21 september 2010, waarin het Uwv informatie over uitkeringen verstrekte, niet als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt, omdat deze brieven niet op rechtsgevolg zijn gericht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de brieven van het Uwv geen besluiten zijn, omdat zij geen wijziging in de eerder vastgestelde uitkeringsrechten van appellant met zich meebrachten. Appellant had betoogd dat elke eenzijdige vaststelling van uitkeringsrechten als besluit moet worden aangemerkt, maar de Raad oordeelt dat deze opvatting geen steun vindt in de rechtspraak. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waardoor het verzoek om schadevergoeding ook wordt afgewezen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.J.T. van den Corput als voorzitter en E.J. Govaers en J.S. van der Kolk als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 juli 2013, met D.E.P.M. Bary als griffier.