ECLI:NL:CRVB:2013:806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum WAZ-uitkering en bijzondere gevallen
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de WAZ-uitkering voor appellante, die door haar echtgenoot was aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen sprake is van een bijzonder geval dat zou rechtvaardigen dat de uitkering eerder ingaat dan één jaar voor de aanvraagdatum. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanvraag te laat was ingediend en dat de echtgenoot van appellante in staat was om de aanvraag te doen. Appellante had psychische klachten, maar de Raad concludeert dat deze niet hebben geleid tot een situatie waarin haar echtgenoot niet in staat was om de aanvraag in te dienen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat de omstandigheden van de echtgenoot niet voldoende zijn om te spreken van een bijzonder geval. De Raad verwijst naar de relevante wetgeving, in dit geval artikel 36 van de WAZ, dat bepaalt dat de uitkering niet eerder kan ingaan dan één jaar voor de aanvraag. De Raad concludeert dat de situatie van appellante niet valt onder de uitzonderingen die in de wet zijn opgenomen. De uitspraak wordt gedaan door een meervoudige kamer, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 juni 2013.