ECLI:NL:CRVB:2013:787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar en terugvordering bijstandsuitkering na hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, A. te B., had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, omdat hij een hennepkwekerij had geëxploiteerd. Het college had de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 7.965,43 teruggevorderd. De Raad oordeelde dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant had zijn bezwaar te laat ingediend en de rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen reden was om deze termijnoverschrijding te verschoonbaar te achten. De Raad stelde vast dat appellant per 1 juli 2011 naar Turkije was verhuisd en dat hij zijn adreswijziging niet tijdig had doorgegeven aan de gemeentelijke basisadministratie, waardoor hij het besluit van het college niet had ontvangen. Dit was zijn eigen verantwoordelijkheid.
Daarnaast oordeelde de Raad dat het college bevoegd was tot brutering van de vordering, omdat appellant het teruggevorderde bedrag niet voor 31 december 2011 had voldaan. De Raad bevestigde dat de terugvordering in rechte vaststond, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad wees erop dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellant de reden was voor de terugvordering en dat het college in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid tot brutering. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.