ECLI:NL:CRVB:2013:738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkheid wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 6 maart 2013, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht te laat was betaald. Appellant had het griffierecht, dat op 14 februari 2013 werd ontvangen, niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 10 januari 2013 voldaan. De gemachtigde van appellant, mr. A.K. Tosun, voerde aan dat appellant door privé-omstandigheden niet in staat was om tijdig te betalen en dat de Raad niet had aangetoond dat de brief van 10 januari 2013 daadwerkelijk was verzonden.
De Raad overwoog dat het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad stelde vast dat appellant niet tijdig had gereageerd op de betalingsproblemen en dat de aanmaningsbrief duidelijk was over de termijn. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellant niet in verzuim was geweest. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het bedrag van het te laat betaalde griffierecht zou aan appellant worden terugbetaald. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de leden van de kamer aanwezig waren, evenals de griffier.