ECLI:NL:CRVB:2013:706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarbij hij verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 118,-- heeft betaald. In de correspondentie met de Raad is appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant geen aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend en het griffierecht niet voldaan binnen de gestelde termijnen.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep is dan ook kennelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden. De Raad heeft besloten om zonder verder onderzoek te beslissen, aangezien de procedure niet kan worden voortgezet door het ontbreken van de vereiste betaling.
De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, met P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juni 2013. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.