Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat appellant aan betrokkene de proceskosten ten bedrage van € 944,- vergoedt;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht ten bedrage van € 466,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de echtgenoot van betrokkene ten tijde van zijn overlijden als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt en derhalve verzekerd was voor de Algemene Nabestaandenwet (ANW). De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat de echtgenoot, ondanks zijn verblijf in Marokko, een duurzame band met Nederland had behouden. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat hij sinds 2006 ten minste drie maanden per jaar in Nederland verbleef en een kamer ter beschikking had in het huis van zijn zoon. De Raad bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de echtgenoot op het moment van zijn overlijden ook ingezetene van Nederland was. De Raad oordeelde dat de weigering van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering op grond van de ANW onterecht was, omdat de echtgenoot verzekerd was voor deze wet. De Raad benadrukte dat de omstandigheden van de persoonlijke band met Nederland doorslaggevend waren voor de beoordeling van het ingezetenschap. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en appellant werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die op € 944,- werden begroot.