ECLI:NL:CRVB:2013:2966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Korting op en terugvordering WAO-uitkering en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de korting op en terugvordering van een WAO-uitkering. Appellante, die als administratief commercieel medewerkster werkzaam was, had sinds 4 april 1990 een WAO-uitkering. Het Uwv had in 2010 besloten om de WAO-uitkering van appellante te verlagen en een bedrag van € 14.017,03 terug te vorderen over de periode van 1 februari 2008 tot 1 februari 2010. De rechtbank Breda had het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er in de periode in geding geen sprake was van een zogenaamde maatmanwisseling, omdat appellante nog in opleiding was en haar opleiding pas na de in geding zijnde periode was afgerond. De Raad verwees naar vaste rechtspraak en concludeerde dat voor toepassing van artikel 44 WAO nieuwe bekwaamheden vereist zijn die zijn verworven door een afgeronde opleiding. Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen van het Uwv waren gedaan die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellante hadden gewekt. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden had besloten tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde WAO-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.