ECLI:NL:CRVB:2013:2908
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. Appellante had een WW-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft deze herzien over de periode van 19 februari 2007 tot en met 25 januari 2009, en een bedrag van € 11.027,71 teruggevorderd. Dit gebeurde omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door haar werkzaamheden als zelfstandig ondernemer niet te vermelden op de werkbriefjes.
De rechtbank oordeelde dat appellante niet had voldaan aan haar informatieplicht volgens artikel 25 van de WW. Ondanks dat appellante had gesproken met een re-integratiecoach over haar voornemen om een eigen bedrijf te beginnen, had zij haar werkzaamheden niet op de werkbriefjes vermeld. Het Uwv legde ook een boete van € 1.110,- op, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank bevestigde dat het Uwv terecht de WW-uitkering had herzien en de boete had opgelegd.
In hoger beroep beperkte appellante haar gronden tot het oordeel van de rechtbank over de boete. Zij stelde dat het Uwv haar beter had moeten voorlichten over het opgeven van haar uren. De Raad oordeelde echter dat het oordeel van de rechtbank, dat appellante zowel objectief als subjectief een verwijt kon worden gemaakt van het schenden van haar inlichtingenplicht, werd onderschreven. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij haar uren als zelfstandige had opgegeven en dat het Uwv niet verplicht was om gerichte voorlichting te geven. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.