ECLI:NL:CRVB:2013:2903

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
12-767 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om woningaanpassingen op basis van medische noodzaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellant had op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend voor verschillende woningaanpassingen vanwege zintuiglijke hypergevoeligheid. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg had echter slechts één aanpassing goedgekeurd, namelijk de creatie van een aparte terugtrekruimte met geluidsisolatie, en de overige aanvragen afgewezen wegens gebrek aan medische noodzaak.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk medische noodzaak bestaat voor de verzochte aanpassingen, onderbouwd door verschillende medische adviezen. Echter, de Raad concludeert dat de medische adviezen niet voldoende bewijs leveren voor de noodzaak van de overige aanpassingen. Het sociaal medisch advies geeft aan dat een rustige omgeving met groenvoorzieningen is geïndiceerd, maar niet dat de specifieke woningaanpassingen medisch noodzakelijk zijn.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is openbaar uitgesproken en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/767 WMO
Datum uitspraak: 11 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
22 december 2011, 10/5249 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant]te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. O. Labordus hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Labordus. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door Y. Winter.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
In verband met zintuiglijke hypergevoeligheid heeft appellant op 18 december 2009 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend voor een voorziening in de vorm van een tiental aanpassingen in de recent door hem betrokken woning. Deze aanpassingen hebben betrekking op het reduceren van prikkels.
1.2.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft J. Gosens, indicatieadviseur bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), op basis van een huisbezoek, medische informatie van
A.M.M. van der Reijken, de behandelend psychiater van appellant bij het Centrum Autisme, en na raadpleging van medisch adviseur van CIZ, H. Buis, op 18 februari 2010 advies uitgebracht aan het college. Gosens heeft geconcludeerd dat een medische noodzaak bestaat voor een aparte terugtrekruimte welke is voorzien van geluidsisolatie. Voor de overige woningaanpassingen waarom is verzocht bestaat geen medische noodzaak.
1.3.
Bij besluit van 23 februari 2010 heeft het college een woonvoorziening toegekend in de vorm van één te creëren aparte terugtrekruimte welke is geïsoleerd van geluidsinvloeden van buitenaf. Voor de overige woningaanpassingen bestaat geen medische noodzaak, zodat de aanvraag voor het overige wordt afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 16 juni 2010 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 23 februari 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat uit het sociaal medisch advies van R. Ladi, bedrijfsarts bij de GGD Den Haag, en ook uit de medische verklaringen van drs. C.D. Shiboleth, psychotherapeut en gezondheidszorgpsycholoog bij het Centrum Autisme, en zijn behandelend psychiater
Van der Reijken de medische noodzaak blijkt voor de woningaanpassingen, voor zover hij zijn aanvraag in hoger beroep heeft gehandhaafd. Het gaat nog uitsluitend om de aanpassingen van een geluiddichte kamer voor witgoed/huishoudelijke apparatuur, dubbelglas rondom de woning, geluidsisolatie op de muren, een extra slaapkamer op de zolder, een vaste trap naar de zolder en een dakkapel in de slaapkamer/zitkamer om deze te veranderen in een werkkamer.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is van oordeel dat op grond van hetgeen is weergegeven in het medisch advies van Ladi en de medische verklaringen van Shiboleth en Van der Reijken niet kan worden geconcludeerd dat er een medische noodzaak bestaat voor de woningaanpassingen waarom appellant in hoger beroep nog heeft verzocht. Uit het sociaal medisch advies van Ladi, dat ziet op de vraag of een medische indicatie voor een woonvoorrangsverklaring bestaat, blijkt dat een rustige omgeving met groenvoorzieningen zeker is geïndiceerd maar niet dat een medische noodzaak bestaat voor de verzochte woningaanpassingen. Uit de verklaring van Shiboleth blijkt dat door de informatieverwerkingsstoornis bij appellant de grenzen van pijn overschreden kunnen worden bij het verwerken van externe prikkels, dat appellant snel auditief overprikkeld kan raken en hij hierdoor de noodzaak heeft om zich uit de prikkelopleverende situatie terug te trekken. Voorts blijkt uit de verklaring van
Van der Reijken dat de door appellant gevraagde voorziening past in het behandelbeleid voor de gevolgen van zijn stoornis. Shiboleth en Van der Reijken laten zich weliswaar uit over de gevolgen van appellants medische beperkingen en de noodzaak om hiervoor voorzieningen te treffen, maar bevatten geen concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat de door appellant verzochte woningaanpassingen voor hem medisch noodzakelijk zijn naast de reeds aan hem toegekende voorziening in de vorm van een aparte terugtrekruimte.
4.2.
Uit hetgeen onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding is daarom geen grond.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en R.P.Th. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) G.J. van Gendt

NW