In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die van 25 september 2009 tot 8 oktober 2009 als productiewerker werkzaam was, meldde zich ziek vanwege griep- en rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde op basis van medisch onderzoek dat appellant per 4 februari 2011 weer in staat was om zijn arbeid te verrichten, en beëindigde zijn uitkering. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen de medische beoordeling en de geschiktheid voor arbeid. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de bezwaarverzekeringsarts terecht had geconcludeerd dat appellant op de datum in geding arbeidsgeschikt was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die zijn geschiktheid voor arbeid in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat de eerdere beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen terecht was en dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen.