ECLI:NL:CRVB:2013:2867
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.J.A. Kooijman
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over recht op bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 17 december 2013, wordt het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandeld. De zaak betreft de beoordeling van het recht op bijstand van appellanten in de periode van 23 juni 2011 tot en met 19 oktober 2011. De Raad oordeelt dat appellanten van 23 juni tot en met 30 juni 2011 en van 1 tot en met 31 augustus 2011 geen recht op bijstand hebben, terwijl zij van 1 juli tot en met 31 juli 2011 wel recht hebben op bijstand naar de geldende bijstandsnorm. De Raad stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de aanvragen van appellanten ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat zij niet hebben aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. Appellanten hebben voldoende bewijs geleverd dat zij in de relevante periode niet in voertuigen hebben gehandeld, en het college heeft nagelaten om nader onderzoek te verrichten. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en draagt het college op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 19 oktober 2011 te herstellen. Tevens wordt het college verzocht om de rechtmatigheid van de bijstandsverlening over de periode van 1 september 2011 tot en met 19 oktober 2011 opnieuw te beoordelen, waarbij appellanten om afschriften van hun bankrekeningen kunnen worden gevraagd om te verifiëren of er in die periode inkomsten zijn genoten.