ECLI:NL:CRVB:2013:2857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.J.A. Kooijman
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van autohandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1 september 1996 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking van de bijstand was gebaseerd op het feit dat appellant betrokken was bij de handel in auto’s, wat hij niet had gemeld, en dat hij geen verklaring kon geven voor de herkomst van verschillende stortingen op zijn bankrekening. De sociale recherche van de gemeente Amsterdam had een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, na een melding over advertentiekosten die appellanten zouden maken. Het onderzoek toonde aan dat appellant werkzaamheden verrichtte voor een autobedrijf, waarvan zijn zoon de eigenaar is, en dat hij actief was op de automarkt in Utrecht. De Raad oordeelde dat appellanten niet konden aantonen dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die rechtvaardigde dat de aanvragen om bijstand opnieuw werden goedgekeurd. De rechtbank had eerder de aanvragen om bijstand afgewezen, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellanten een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand, en dat het college bevoegd was om de kosten van de verleende bijstand terug te vorderen. De Raad oordeelde dat appellanten niet in hun bewijslast waren geslaagd en dat de intrekking en terugvordering van de bijstand terecht waren.