ECLI:NL:CRVB:2013:2823

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12-5444 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid door migraineklachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft de vraag of betrokkene, die zich ziek had gemeld wegens migraineklachten, recht heeft op een uitkering op basis van de Ziektewet. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht is, omdat er geen medisch oordeel is dat de migraineklachten van betrokkene zonder medicatie tot arbeidsongeschiktheid leiden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat betrokkene ongeschikt was voor zijn werk, maar de Raad wijkt af van dit oordeel. De Raad stelt vast dat betrokkene ondanks zijn klachten in staat was om te werken als productiemedewerker/inpakker, hoewel er een verhoogd risico op verzuim was. De Raad concludeert dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden en verklaart het inleidend beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij claims van arbeidsongeschiktheid en de rol van medicatie in de beoordeling van de geschiktheid voor werk.

Uitspraak

12/5444 ZW
Datum uitspraak: 11 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van
5 september 2012, 12/567 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith. Betrokkene is in persoon verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld en volstaat hier met het volgende.
1.2. Betrokkene heeft zich op 2 januari 2012, vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet, ziek gemeld wegens al lang bestaande migraineklachten. Bij besluit van 30 januari 2012 heeft appellant geweigerd aan betrokkene met ingang van 2 januari 2012 uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toe te kennen, omdat hij per die datum niet ongeschikt was voor zijn arbeid. Tegen dit besluit heeft betrokkene bezwaar gemaakt. Bij besluit van
5 maart 2012 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar, onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 1 maart 2012, ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van betrokkene. Appellant kan volgens de rechtbank niet worden gevolgd in de conclusie dat aan het feit dat betrokkene geen medicatie gebruikt het gevolg kan worden verbonden dat hem een uitkering dient te worden geweigerd. Nu beide verzekeringsartsen hebben geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan migraine en geen van de artsen heeft gerapporteerd dat betrokkene ook met zijn migraineklachten in staat tot werken moet worden geacht, is de rechtbank onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van
12 mei 2005 (lees 2004), ECLI:NL;CRVB:2004:AP1692, van oordeel dat betrokkene zonder gebruik van medicatie, om welke reden dan ook, ongeschikt tot werken moet worden geacht.
3.
Appellant heeft (samengevat) in hoger beroep gesteld dat aan het bestaan van de migraineklachten niet wordt getwijfeld, maar dat de arbeidsongeschiktheidsclaim op basis van die klachten niet plausibel wordt geacht. Anders dan de rechtbank overwoog, is aan het niet gebruiken van medicatie niet het gevolg verbonden dat uitkering dient te worden geweigerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Hetgeen appellant heeft aangevoerd is reden om van het oordeel van de rechtbank af te wijken en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven.
4.2.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, steunt het bestreden besluit op de overweging dat betrokkene ondanks zijn migraineklachten op de datum in geding geschikt was voor zijn werk als productiemedewerker/inpakker. De verzekeringsarts heeft betrokkene onderzocht en gesteld dat de migraineklachten plausibel lijken. Betrokkene is echter met deze klachten gaan werken en heeft dat tot de datum van zijn ontslag gedaan. Ondanks de klachten kan betrokkene wel werken, maar er is een hogere kans op verzuim. Daarbij heeft de verzekeringsarts nog opgemerkt dat er minder kans op verzuim is indien betrokkene zorgt voor de juiste behandeling van zijn migraineklachten. De bezwaarverzekeringsarts heeft op basis van de dossiergegevens geen medische reden gezien om van het oordeel van de verzekeringsarts af te wijken. Daarbij is opgemerkt dat betrokkene twee maal geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om op het spreekuur van de bezwaarverzekeringsarts te verschijnen.
4.3.
De Raad verenigt zich met het standpunt van appellant, dat in onderhavige zaak, anders dan in de uitspraak van de Raad van 12 mei 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AP1692), geen oordeel van een medicus is gegeven dat de migraineklachten van betrokkene, zonder medicatie, tot arbeidsongeschiktheid leiden. Uit de in beroep overgelegde informatie van de huisarts van 20 april 2012, waaronder brieven van de neuroloog, blijkt dat betrokkene sinds mei 2009 niet meer bij de neuroloog is geweest. Uit het journaal van de huisarts van
19 april 2012 blijkt dat betrokkene sinds december 2010 niet meer op het spreekuur is geweest met migraineklachten. In 2011 is betrokkene alleen gezien vanwege sinds mei 2010 bestaande wanen. Dat de migraineklachten van betrokkene dusdanig van ernst waren (3 tot 4 aanvallen per week) dat hij op de datum in geding, te weten 2 januari 2012, ongeschikt tot werken moet worden geacht, is naar het oordeel van de Raad onvoldoende medisch onderbouwd.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en dat het inleidend beroep alsnog ongegrond moet worden verklaard.
5.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het inleidend beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J.S. van der Kolk en
D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) K.E. Haan
JvC