In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Uden tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor een elektrische binnenrolstoel met speciale zitvoorziening door betrokkene, die lijdt aan een interne en orthopedische aandoening en daardoor sterk beperkt is in haar mobiliteit. Betrokkene heeft in september 2010 een aanvraag ingediend, die door het college is afgewezen met als argument dat zij zou moeten verhuizen naar een rolstoelgeschikte woning. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de adviezen van Argonaut, die het college had ingeschakeld, zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoende draagkrachtig zijn gemotiveerd. Betrokkene heeft echter aangevoerd dat er een toezegging was gedaan door de Wmo-consulent, maar de rechtbank heeft dit niet gehonoreerd.
In het hoger beroep heeft het college zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat het college niet voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, zoals haar sociale contacten en de ruimte voor haar hobby's. De Raad heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bestreden besluit van het college vernietigde, terecht was. Het college heeft in een nieuw besluit (bestreden besluit 2) opnieuw de aanvraag voor een elektrische binnenrolstoel afgewezen, maar de Raad heeft geoordeeld dat dit besluit niet goed beargumenteerd was. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 944,-. De uitspraak bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag voor het pgb niet in overeenstemming was met de Wmo compensatieplicht, gezien de omstandigheden van betrokkene.