ECLI:NL:CRVB:2013:2820

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12-2470 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor aanpassing elektrische buitenrolstoel op basis van Wmo

In deze zaak heeft appellante, die lijdt aan een interne en orthopedische aandoening en overgewicht heeft, een aanvraag ingediend voor een aanpassing aan haar elektrische buitenrolstoel. De aanvraag betrof de vervanging van één beensteun voor beide benen door twee apart elektrisch te bedienen beensteunen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Uden, na advies van Argonaut Advies B.V. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, omdat er geen medische noodzaak was aangetoond voor de aparte beensteunen. Appellante stelde dat er een vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat een Wmo-consulent toezeggingen zou hebben gedaan over de aanpassing van de rolstoel. De rechtbank verwierp dit beroep, omdat niet was aangetoond dat er een ondubbelzinnige toezegging was gedaan.

In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de besluitvorming van het college niet onzorgvuldig of onjuist was, en dat de medische adviezen voldoende draagkrachtig waren. De Raad verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de Wmo-consulent niet kon bevestigen dat hij toezeggingen had gedaan. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 december 2013.

Uitspraak

12/2470 WMO
Datum uitspraak: 4 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
15 maart 2012, 11/3645 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Uden (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.M.A. van den Boogaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van den Boogaard. Het college is met bericht niet verschenen. De aangevallen uitspraak heeft betrekking op de toekenning van een elektrische binnenrolstoel en op de aanpassing van een buitenrolstoel. In zaak 12/2420 WMO en 12/3682 WMO over de elektrische binnenrolstoel wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante heeft een interne en orthopedische aandoening. Verder heeft zij overgewicht. Als gevolg hiervan is zij sterk beperkt in haar mobiliteit. Om zich buiten te verplaatsen gebruikt appellante een elektrische rolstoel met speciaal zitkussen.
1.2. In maart 2011 heeft appellante (mondeling) een aanvraag ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een aanpassing aan haar elektrische buitenrolstoel, zodanig dat in plaats van één beensteun voor beide benen daaraan twee, apart elektrisch te bedienen beensteunen zouden worden bevestigd.
1.3. Het college heeft, na verkregen medisch en ergonomisch advies van Argonaut Advies B.V. (Argonaut), gedateerd op 4 januari 2011 en 14 april 2011, de aanvraag afgewezen bij besluit van 12 mei 2011 en dit besluit na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
30 augustus 2011 (bestreden besluit).
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard overwegende, kort gezegd, dat er geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de aan de besluitvorming ten grondslag gelegde medische adviezen onzorgvuldig tot stand gekomen zijn of onvoldoende draagkrachtig zijn gemotiveerd. De medisch adviseurs zijn tot de conclusie gekomen dat aparte beensteunen aan de rolstoel van appellante niet medisch noodzakelijk zijn. Gelet hierop heeft het college de aanvraag terecht afgewezen, aldus de rechtbank. Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel heeft de rechtbank verworpen omdat niet gebleken of aangetoond is dat, zoals appellante stelde, de
Wmo-consulent van de gemeente ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen had gedaan met betrekking tot de aanpassing van de rolstoel van appellante.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Evenals de rechtbank ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat de besluitvorming van het college, gelet op de daaraan ten grondslag gelegde medische adviezen, onzorgvuldig of onjuist is geweest. De Raad kan zich geheel verenigen met de overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid. De in beroep overgelegde brief van de behandelend huidtherapeut van 22 april 2011 leidt niet tot een ander oordeel, aangezien deze brief geen medische informatie bevat die de medische noodzakelijkheid van aparte beensteunen aantoont.
3.2.
Het herhaalde beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Het college heeft bij brief van 22 oktober 2013 een schriftelijke verklaring ingediend van de hand van A.C.J. van Dijke, de Wmo-consulent over wie appellante stelt dat hij haar de verstrekking van de aparte beensteunen heeft toegezegd. Uit deze verklaring blijkt dat Van Dijke zich niet kan herinneren dat hij met appellante gesproken heeft over een rolstoel en zich evenmin kan herinneren toezeggingen aan haar te hebben gedaan. Evenals de rechtbank komt de Raad op grond hiervan tot het oordeel dat niet gebleken is van een ondubbelzinnige, ongeclausuleerde toezegging van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan.
3.3.
Het beroep van appellante tegen het bestreden besluit slaagt niet en zal ongegrond verklaard worden.
4.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en M.F. Wagner en
B.J. van der Net als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) G.J. van Gendt

QH