ECLI:NL:CRVB:2013:2816

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
11-3188 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering indicatie Zorgzwaartepakket VG07 op basis van gedragsproblematiek

In deze zaak gaat het om de weigering van de appellant om in aanmerking te komen voor het Zorgzwaartepakket VG07. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, die aanzienlijke verstandelijke en psychische beperkingen heeft, had eerder een indicatie gekregen voor Zorgzwaartepakket VG07, maar CIZ heeft deze indicatie bij besluit van 16 augustus 2010 gewijzigd naar ZZP VG06, omdat zij van mening was dat de gedragsproblematiek van de appellant met reguliere middelen kon worden behandeld.

De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard, waarbij zij het standpunt van CIZ heeft onderschreven. De rechtbank baseerde haar oordeel op een medisch advies dat stelde dat de gedragsproblematiek van de appellant met reguliere middelen kon worden behandeld, mits er een veilige en gestructureerde omgeving werd geboden. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat zijn gedragsproblematiek niet met reguliere middelen kan worden behandeld, en dat hij recht heeft op de indicatie voor ZZP VG07.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant echter niet overtuigend gevonden. De Raad heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor een indicatie voor ZZP VG07 niet zijn vervuld, met name de voorwaarde dat er sprake moet zijn van chronische ernstige gedragsproblematiek die niet met reguliere middelen kan worden behandeld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de appellant om vergoeding van renteschade afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/3188 AWBZ
Datum uitspraak: 4 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
27 april 2011, 10/8867 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. Hulsbosch, advocaat te ‘s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2013. Voor appellant zijn
mr. Hulsbosch en de vader van appellant, [naam vader], verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft aanzienlijke verstandelijke en psychische beperkingen. CIZ heeft op
grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een indicatie gegeven voor Zorgzwaartepakket (ZZP) VG07, klasse 7, in de periode van 15 augustus 2009 tot en met
15 augustus 2010.
1.2.
Naar aanleiding van de aanvraag van appellant om voortzetting van de zorg heeft CIZ bij
besluit van 16 augustus 2010 een indicatie gegeven voor ZZP VG06, klasse 7, in de periode van 16 augustus 2010 tot en met 15 augustus 2015.
1.3.
Bij besluit van 9 november 2010 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar tegen het
besluit van 16 augustus 2010 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat ZZP VG06 het best aansluit bij de zorgbehoefte van appellant. CIZ stelt zich op het standpunt dat appellant niet in aanmerking komt voor ZZP VG07. Volgens CIZ kan de gedragsproblematiek van appellant namelijk met reguliere middelen worden behandeld of begeleid.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het standpunt van CIZ dat de gedragsproblematiek van appellant met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid, onderschreven en daartoe het volgende overwogen:
“In het “Signaleringsplan van de dagbesteding” van december 2010 staat het volgende vermeld. “Indien betrokkene forse gedragsproblemen vertoont maakt de begeleiding, gedurende zeker 20 minuten, een stevige wandeling met betrokkene om hem te kalmeren. Indien de spanning/agressie na de wandeling nog aanwezig is wordt de vader van betrokkene gebeld om toestemming te vragen om medicatie toe te dienen. Het afgelopen jaar is het niet nodig geweest dit toe te dienen omdat een flinke wandeling het gewenste resultaat had”. Zoals blijkt uit het aanvullende medisch advies van 14 februari 2011, dat verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft laten opstellen, leidt medisch adviseur
G. Froklage-Amer uit voornoemd Signaleringsplan af dat, indien een veilige, voorspelbare omgeving kan worden geboden met veel structuur, permanent toezicht, duidelijke regels en afspraken, de gedragsproblematiek van eiser (vooralsnog) met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het oordeel van deze medisch adviseur.”
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Appellant stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat zijn gedragsproblematiek niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid, zodat een indicatie voor ZZP VG07 moet worden gegeven.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
CIZ hanteert de beleidsregel dat voor een indicatie voor ZZP VG07 aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
- een onderbouwde conclusie dat er sprake is van chronische ernstige gedragsproblematiek die niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid;
- een zogeheten CEP-score van drie of hoger.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of is voldaan aan de eerstgenoemde voorwaarde.
4.2.
De rechtbank is gelet op de onder 2 opgenomen overwegingen terecht tot het oordeel gekomen dat aan deze voorwaarde niet is voldaan. De gronden in hoger beroep en het verhandelde ter zitting van de Raad geven geen aanleiding voor het oordeel dat de gedragsproblematiek van appellant niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid. Uit de verklaring van de vader van appellant ter zitting is gebleken dat fixatie bij appellant niet plaatsvindt. Slechts af en toe komt het voor dat appellant niet naar de dagbesteding gaat en dan thuis wordt gehouden. Verder is uit zijn verklaring gebleken dat appellant op de dagbesteding in het geval van gedragsproblemen geen kalmerende medicatie inneemt en dat het innemen van hogere doseringen kalmerende medicatie thuis slechts incidenteel plaatsvindt.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd en het verzoek om veroordeling van CIZ tot vergoeding van renteschade zal worden afgewezen.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en M.F. Wagner en
B.J. van der Net als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) G.J. van Gendt

QH