ECLI:NL:CRVB:2013:2814

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12-1747 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor hulpmiddelen op basis van Wmo en het primaat van verhuizing

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellante had een aanvraag ingediend voor de toekenning van beugels in de toilet, een douchezitje, drempelhulpen en een traplift. De Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan (DSW) had deze aanvraag afgewezen, maar had wel een verhuiskostenvergoeding en een urgentieverklaring toegekend. DSW stelde dat de appellante een passende woning was aangeboden, die zich op korte afstand van haar huidige woning bevond. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van DSW ongegrond verklaard, omdat DSW had voldaan aan de compensatieplicht zoals vermeld in artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

In hoger beroep voerde appellante aan dat de aangeboden woning niet geschikt was, omdat de slaapkamer te klein was voor haar trippelstoel en dat de woning inmiddels verhuurd was aan iemand anders. De Raad overwoog dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat DSW de aanvraag van appellante terecht had afgewezen. De Raad benadrukte dat appellante niet had onderbouwd dat de aangeboden woning niet geschikt was en dat eventuele aanpassingen in de toekomst eenvoudiger en goedkoper zouden zijn dan aan haar huidige woning. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H.J. de Mooij als voorzitter en M.F. Wagner en B.J. van der Net als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/1747 WMO
Datum uitspraak: 4 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van
16 februari 2012, 11/1765 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan (DSW)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.D. Postma, advocaat, hoger beroep ingesteld.
DSW heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2013. Appellante is, zoals vooraf schriftelijk bericht, niet verschenen. DSW heeft zich laten vertegenwoordigen door F.B. Visser.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 5 januari 2011 heeft DSW de aanvraag van appellante, strekkende tot toekenning van beugels in de toilet, een douchezitje, drempelhulpen en een traplift, afgewezen en aan haar een verhuiskostenvergoeding en een urgentieverklaring toegekend.
1.2. Na bezwaar heeft DSW deze afwijzing gehandhaafd bij besluit van 22 juni 2011 (bestreden besluit). Daarbij heeft DSW overwogen dat aan appellante een passende woning ([adres 1]) was aangeboden op zeer korte afstand in dezelfde straat als waarin zij woonachtig is ([adres 2]). Alle elementaire woonfuncties bevinden zich in [adres 1] op de begane grond. Wanneer zij deze woning zou hebben betrokken, zou zij geen traplift nodig hebben, zou de mantelzorg verlenende buurvrouw vlakbij blijven en zou de autistische zoon van appellante - die niet goed tegen veranderingen kan - in zijn vertrouwde straat kunnen blijven wonen en op de bovenverdieping een eigen kamer hebben.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard op de grond dat - kort gezegd - DSW, door het toepassen van het primaat van de verhuizing en het aanbieden van de woning [adres 1], aan zijn in artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vermelde compensatieplicht heeft voldaan.
3.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij het niet eens is met het oordeel van de rechtbank. Zij stelt daartoe dat de aangeboden woning slechts ‘minimaal’ geschikt was omdat in [adres 1] de slaapkamer beneden te krap is om te manoeuvreren met een trippelstoel en dat overigens die woning nu ook niet meer beschikbaar is omdat deze is verhuurd aan iemand anders.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat DSW de aanvraag van appellante op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. De Raad voegt daar nog het volgende aan toe.
4.2.
Niet in geschil is dat [adres 2] ongeschikt is voor appellante omdat de slaapkamers alleen te bereiken zijn via een trap en omdat de verdieping boven, althans de gang en de natte cel, te klein zijn om zich zittend te verplaatsen. Dat [adres 1] ‘minimaal’ geschikt was, neemt niet weg dat deze woning geschikt was, zeker op het moment dat deze aan appellante is aangeboden door DSW. Appellante heeft in hoger beroep niet aan de hand van medische of andere gegevens onderbouwd, dat de woning niet geschikt was. Eventuele aanpassingen in de toekomst zouden bovendien beduidend eenvoudiger en goedkoper kunnen worden uitgevoerd dan aan de woning [adres 2].
4.3.
DSW heeft de verhuurder van [adres 1] ertoe kunnen bewegen die woning in afwachting van het besluit op bezwaar niet aan iemand anders te verhuren. Pas per
1 september 2011 is de woning verhuurd aan een ander. Het feit dat de woning thans, twee jaar later, niet meer voorhanden is, kan DSW nu niet tegengeworpen worden.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en M.F. Wagner en
B.J. van der Net als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) G.J. van Gendt

QH