Uitspraak
OVERWEGINGEN
a. met instemming van de betrokken ambtenaar en na schriftelijke vastlegging of
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, werkzaam als medewerker Water bij de Dienst Waterpolitie, had een verzoek ingediend om een verschuivingsvergoeding voor zijn diensten op 27, 28 en 29 mei 2009. Dit verzoek werd afgewezen door de korpschef, die stelde dat er geen sprake was van een verschuiving in het dagrooster. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de korpschef had vervolgens een nieuw besluit genomen waarin het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard.
De appellant stelde dat hij pas kort voor de aanvang van zijn diensten op de gewijzigde aanvangstijden was geïnformeerd, en dat dit een verschuiving in het rooster betekende die recht gaf op een vergoeding. De Raad overwoog echter dat de tijdstippen van aanvang en einde van de dienst waren vastgesteld in het dagrooster en dat deze niet waren gewijzigd. De Raad concludeerde dat de appellant geen recht had op de verschuivingsvergoeding, omdat de vastgestelde tijden niet waren veranderd en de appellant geen recht kon ontlenen aan de indicatieve tijden in het perioderooster.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten en verklaarde het beroep tegen het nader besluit van de korpschef ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en de leden E.J.M. Heijs en B.J. van de Griend, in aanwezigheid van griffier S.K. Dekker.