ECLI:NL:CRVB:2013:2734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 2002 een uitkering ontvangt vanwege arbeidsongeschiktheid. Appellant, die als schoonmaker werkte, heeft zich in 2008 ziek gemeld en is sindsdien onderworpen aan verschillende medische beoordelingen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die de beslissing van het Uwv om de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellant te verlagen, heeft bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. Appellant betwist deze conclusies en stelt dat zijn beperkingen zijn toegenomen, maar de Raad oordeelt dat er geen voldoende medische onderbouwing is voor deze stelling. De Raad bevestigt dat de FML, opgesteld door de bezwaarverzekeringsarts, correct is en dat de functies die aan appellant zijn voorgehouden, medisch geschikt zijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.