Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de toekenning van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante, die in november 2000 uitviel voor haar werk als inpakster, had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was in 2005 ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. In 2008 meldde zij verslechterde gezondheid, maar het Uwv concludeerde dat zij niet in aanmerking kwam voor een verkorte wachttijd voor een WAO-uitkering en dat zij op 1 juli 2007 niet verzekerd was voor de WIA.
De rechtbank had eerder de beroepen van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het Uwv ten onrechte de datum van toegenomen arbeidsongeschiktheid op 1 juli 2007 had vastgesteld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het Uwv bij zijn beoordeling van de arbeidsongeschiktheid kon uitgaan van deze datum. De door appellante ingediende stukken, waaronder een behandelplan, werden niet als voldoende bewijs gezien om aan te tonen dat haar psychische klachten al voor deze datum aanwezig waren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor een WAO-uitkering en dat zij op de relevante datum niet verzekerd was voor de WIA. De verzoeken om schadevergoeding en proceskosten werden afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de voorwaarden voor uitkeringsrechten.