In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die eervol ontslagen was uit zijn dienstverband bij de gemeente De Ronde Venen, had een verzoek ingediend om hulp bij re-integratie op grond van artikel 72a van de Werkloosheidswet (WW). Het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen had dit verzoek in 2008 afgewezen, met de stelling dat zij voldaan hadden aan hun re-integratieverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar het college had in een nieuw besluit opnieuw het verzoek afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant met ingang van 6 augustus 2007 in een nieuw dienstverband was hervat, waardoor hij geen recht meer had op een WW-uitkering en het college geen re-integratieverplichting meer had. De Raad oordeelde dat de rechtbank de beoordeling van de re-integratieverplichting had moeten beperken tot de periode tot 6 augustus 2007. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar wees het verzoek om schadevergoeding af omdat de appellant geen aantoonbare schade had geleden. De Raad heeft het college wel veroordeeld in de proceskosten van de appellant in hoger beroep.