Uitspraak
mr. A. van der Weerd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Appellante, vertegenwoordigd door drs. F.A.J.Th. Kalberg, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om herziening van de korting op haar ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). De korting van 2% was gebaseerd op een eerdere verklaring van schuldig nalatig gedrag van appellante met betrekking tot het niet betalen van de AOW-premie over 1998. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had in eerdere besluiten vastgesteld dat appellante schuldig nalatig was en had de korting op haar pensioen gehandhaafd.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2013 was appellante niet aanwezig, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. Appellante had aangevoerd dat de korting onterecht was, omdat er in 1998 premies waren ingehouden op haar loon en uitkering. De Raad stelde echter vast dat de Belastingdienst een aanslag had opgelegd die niet volledig was betaald, wat leidde tot de schuldig nalatig verklaring.
De Raad bevestigde dat de Svb bevoegd was om de eerdere afwijzing te handhaven en dat de korting op het pensioen terecht was. De Raad benadrukte dat de beoordeling van schuldig nalatig gedrag niet kon worden gebaseerd op de betwisting van de aanslag door appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.