Uitspraak
24 april 2012, 11/778 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant, die als timmerman en chauffeur werkte, was sinds 13 november 2008 uitgevallen door psychische klachten. Na zijn aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeelde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) het re-integratieverslag van zijn werkgever. Het Uwv had eerder een loonsanctie opgelegd, maar concludeerde later dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen had verricht, waardoor de loonsanctie werd opgeheven. Appellant was het niet eens met deze besluiten en ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De rechtbank volgde de conclusies van de door haar ingeschakelde deskundige, psychiater/neuroloog C.J.F. Kemperman, en oordeelde dat het Uwv de beperkingen van appellant correct had vastgesteld. De Raad onderschreef deze conclusies en oordeelde dat de door appellant aangevoerde gronden, waaronder de ernst van zijn klachten en de re-integratie-inspanningen van de werkgever, niet voldoende waren om de eerdere besluiten van het Uwv te weerleggen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering en dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen had voldaan, waardoor er geen reden was voor een loonsanctie.