In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de geschiktheid van appellant voor bepaalde functies op functieniveau 4, zoals vastgesteld door de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak op 29 maart 2013 al een oordeel geveld over de geschiktheid van appellant en de motivering van het Uwv. In de huidige uitspraak is de Raad tot de conclusie gekomen dat het Uwv voldoende heeft aangetoond dat de geselecteerde functies, waaronder dienstindeler vervoersmaatschappij en medewerker klantenservice zorgverzekeraar, geschikt zijn voor appellant. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de geschiktheid van appellant voor deze functies onderbouwd door te verwijzen naar zijn opleidingen en werkervaring. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 13 januari 2011 gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens heeft de Raad de proceskosten van appellant toegewezen aan het Uwv, die in totaal € 2.596,- bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de geschiktheid van een appellant voor de geselecteerde functies en de noodzaak van een goede onderbouwing door het Uwv.