ECLI:NL:CRVB:2013:2654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn aanvraag voor een WW-uitkering had afgewezen. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De appellant stelde dat hij het besluit van 6 maart 2012 niet had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat het besluit wel degelijk was verzonden en ontvangen. De Raad baseerde zich op de feiten dat de appellant op 5 maart 2012 contact had opgenomen met het Uwv en dat hij op 13 maart 2012 een aanvraag voor een bijstandsuitkering had ingediend. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 18 april 2012 eindigde, en dat het bezwaar op 19 april 2012 was ingediend, wat te laat was. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en C.C.W. Lange als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan.