ECLI:NL:CRVB:2013:2647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die samenwoonde met [A.], zonder dit aan het college van burgemeester en wethouders van Millingen aan de Rijn te melden. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en een inkomensvoorziening op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Het college had op basis van een fraudemelding een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellante en [A.] een gezamenlijke huishouding voerden. Het college heeft daarop de bijstand van appellante over de betreffende periodes ingetrokken en teruggevorderd.
De rechtbank Arnhem had het beroep van appellante tegen het besluit van het college gegrond verklaard, omdat het college niet voldoende had gemotiveerd waarom het advies van de bezwaarcommissie was afgeweken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante en [A.] in de periode van 10 september 2008 tot 1 januari 2011 hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden. De Raad heeft daarbij gekeken naar de verklaringen van getuigen, de bevindingen van het huisbezoek en de eigen verklaringen van appellante en [A.].
De Raad concludeert dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting heeft gehandeld door de gezamenlijke huishouding niet te melden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.