ECLI:NL:CRVB:2013:2589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante, die sinds 2 juli 2007 arbeidsongeschikt is door psychische en lichamelijke klachten, had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 29 juni 2009, werd haar per 29 juni 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 51% werd vastgesteld. Het Uwv verklaarde later haar bezwaar ongegrond, waarbij de arbeidsongeschiktheid op 80 tot 100% werd vastgesteld. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de individuele herstelmogelijkheden van appellante en droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen.
Het Uwv kwam met een nieuw besluit op 28 november 2011, waarin het bezwaar van appellante wederom ongegrond werd verklaard, met als onderbouwing een rapport van de bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er nog behandelmogelijkheden openstonden voor appellante, zoals EMDR-therapie, die potentieel effectief zou kunnen zijn. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar arbeidsongeschiktheid wel degelijk duurzaam was en dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom EMDR-therapie in haar geval zou kunnen helpen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er voldoende onderbouwing was voor de conclusie dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam was, omdat er nog behandelmogelijkheden openstonden. De Raad benadrukte dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die een ander oordeel rechtvaardigde. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.