ECLI:NL:CRVB:2013:2562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WWIK-uitkering wegens gebrek aan beroepsmatigheid als kunstenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WWIK-uitkering van een betrokkene, die niet langer als beroepsmatig werkend kunstenaar kon worden aangemerkt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de uitkering niet kon worden beëindigd omdat er geen algemene maatregel van bestuur (amvb) was vastgesteld met nadere regels voor de beoordeling van de beroepsmatigheid. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank verouderde wetgeving had toegepast en dat de beëindiging van de uitkering op basis van de geldende wetgeving wel degelijk mogelijk was.
De betrokkene, een filmmaker en scenarioschrijver, ontving sinds 2009 een WWIK-uitkering. De beëindiging van de uitkering was gebaseerd op het advies van de Stichting Kunstenaars & Co, die had vastgesteld dat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor het recht op uitkering, omdat hij in de referteperiode geen inkomen uit zijn kunstenaarschap had verworven. De Raad oordeelde dat de Stichting de criteria voor beroepsmatigheid correct had toegepast en dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat het advies onzorgvuldig tot stand was gekomen.
De Raad concludeerde dat de beëindiging van de WWIK-uitkering terecht was en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep tegen het besluit van 31 december 2010 ongegrond, waarmee de beslissing van het college in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van de criteria voor beroepsmatigheid en de noodzaak voor kunstenaars om aan te tonen dat zij daadwerkelijk werkzaam zijn in hun vakgebied om in aanmerking te komen voor een uitkering.