In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 22 november 2013, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht behandeld. Appellante, die eerder als coördinator en yogadocent werkzaam was, heeft zich ziek gemeld in verband met psychische klachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat er geen toegenomen beperkingen zijn ten opzichte van de aanvang van de verzekering. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Raad oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv, met betrekking tot de psychische belastbaarheid van appellante, juist is. De verzekeringsarts heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, maar de Raad concludeert dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat is vastgesteld. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de geschiktheid van appellante voor verschillende functies, waaronder huishoudelijk medewerker en productiemedewerker, voldoende onderbouwd. Echter, de Raad merkt op dat de geschiktheid voor de functie van huishoudelijk medewerker onvoldoende is toegelicht, waardoor niet kan worden vastgesteld of aan de schatting ten minste drie functies ten grondslag liggen.
Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat het Uwv niet correct is omgegaan met de berekening van het mediane uurloon en de mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad draagt het Uwv op om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.