ECLI:NL:CRVB:2013:2541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering na onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van een WW-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving vanaf 3 september 2001 een WW-uitkering op basis van een gemiddeld arbeidsurenverlies van 38 uur per week. Na een bestandsvergelijking heeft het Uwv in 2009 vastgesteld dat de uitkering van appellant met ingang van 25 maart 2002 moest worden herzien en met ingang van 3 januari 2005 moest worden ingetrokken, omdat appellant geen melding had gemaakt van gewerkte uren. Het Uwv vorderde een bedrag van € 59.110,69 terug van appellant, wat leidde tot bezwaar van appellant. Het bezwaar werd gedeeltelijk gegrond verklaard, waardoor het terug te vorderen bedrag werd verlaagd tot € 25.331,59.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant had de inlichtingenplicht geschonden door geen gegevens over gewerkte uren te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv op basis van een zorgvuldig onderzoek een aanvaardbare schatting had gemaakt van de gewerkte uren van appellant. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de schatting te grofmazig was en dat er betere gegevens beschikbaar waren om de werkelijke uren te schatten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende onderzoek had verricht en dat de schatting van de gewerkte uren op basis van de door appellant verstrekte gegevens aanvaardbaar was. Appellant had in hoger beroep geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd die de schatting van het Uwv in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de WW-uitkering had herzien en de onverschuldigd betaalde uitkering terugvorderde, en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling.