ECLI:NL:CRVB:2013:2532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag uit tijdelijke aanstelling wegens ernstige en onherstelbare vertrouwensbreuk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het ontslag van appellant uit zijn tijdelijke aanstelling bij de gemeente Bussum werd bevestigd. Appellant was werkzaam als fraudepreventiemedewerker en werd per 15 januari 2010 ontslagen op basis van onbekwaamheid en een ernstige vertrouwensbreuk. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Bussum op goede gronden tot ontslag was overgegaan, omdat appellant zich op meerdere momenten onvoldoende betrokken en welwillend had opgesteld. Tevens had hij in strijd met de waarheid gerapporteerd over observatietijden, wat leidde tot een schending van het vertrouwen dat het college in hem moest hebben.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gebeurtenissen van september 2009, waaronder een discussie over observatietijden en het niet nakomen van afspraken, voldoende grond vormden voor de conclusie dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk. De Raad oordeelde dat het college niet alleen op basis van de incidenten in september 2009, maar ook op basis van eerdere kritiek op het functioneren van appellant, het ontslag kon rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat appellant niet in aanmerking kwam voor een bovenwettelijke uitkering, omdat deze bepalingen niet van toepassing zijn op tijdelijke aanstellingen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van appellant en het college tegen elkaar afwogen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.