ECLI:NL:CRVB:2013:2528

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
12-1324 WSW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering Wsw-uitkering wegens onderrealisatie arbeidsjaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. Het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin een bedrag van € 203.912,- werd teruggevorderd. Dit bedrag was gebaseerd op de constatering dat de totale realisatie in arbeidsjaren over 2009 minder was dan de verstrekte uitkering. De staatssecretaris handhaafde dit besluit na bezwaar, wat leidde tot de rechtszaak.

De Raad overwoog dat het college niet tijdig gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om correcties aan te brengen in de verantwoordingsinformatie. De Raad verwees naar eerdere uitspraken over de verplichting om voor 15 juli van het betreffende jaar een financiële verantwoording aan te leveren. Het college had aangevoerd dat er geen uiterste hersteltermijn was tot de inwerkingtreding van een wetswijziging, maar de Raad oordeelde dat deze wijziging niet van toepassing was op het verantwoordingsjaar 2009.

De Raad bevestigde dat de staatssecretaris een gerechtvaardigd belang heeft bij het handhaven van de verplichtingen rondom tijdige en correcte verantwoording. Het college had geen grond om aan te nemen dat de gewijzigde wetgeving ook voor het verleden gold. De uitspraak van de Raad van State die door het college werd ingeroepen, werd niet relevant geacht, omdat de omstandigheden wezenlijk verschilden.

Uiteindelijk werd het hoger beroep van het college afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/1324 WSW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 januari 2012, 11/619 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde (college)
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Het college heeft hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een vraag van de Raad beantwoord.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd ten name van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister), is in verband met een wijziging van taken voortgezet ten name van de staatssecretaris. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de staatssecretaris, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de minister verstaan.
2.1.
Bij besluit van 24 januari 2011 heeft de staatssecretaris met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) een bedrag van € 203.912,- teruggevorderd van de gemeente Bellingwedde op de grond dat over 2009 de totale realisatie, uitgedrukt in arbeidsjaren, minder bedraagt dan tot uitdrukking gebracht is in de verstrekte uitkering over dat jaar. De onderrealisatie bedraagt 7,53 arbeidsjaren. Het college heeft hiertegen bezwaar gemaakt en te kennen gegeven dat de gegevens van de buitengemeenten abusievelijk niet in de verantwoordingsinformatie zijn meegenomen, waardoor 5,25 arbeidsjaren niet bij indicator 3 zijn vermeld.
2.2.
De staatssecretaris heeft het besluit van 24 januari 2011 na bezwaar bij besluit van 20 mei 2011 (bestreden besluit) gehandhaafd.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van het college tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4.
Het college heeft de juistheid van de aangevallen uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
5.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2.
Voor een nadere uiteenzetting over de financieringssystematiek voor de uitvoering van de Wsw verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 22 november 2012, ECLI:NL:CRVB:BY4347. Daaruit blijkt dat de verplichting om voor 15 juli van het betreffende jaar een financiële verantwoording van gedane uitgaven over het daaraan voorafgaande jaar aan te leveren een harde eis is. Dat geldt eveneens voor de informatie met betrekking tot de vaststelling van de budgetten voor het volgende jaar. Zoals onder 4.12 van die uitspraak is overwogen, voerde de staatssecretaris over het verantwoordingsjaar 2008 een buitenwettelijk beleid, dat inhoudt dat een college fouten die na de inzending van de verantwoordingsinformatie worden ontdekt binnen een redelijke termijn (tot september/oktober) alsnog kan corrigeren via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Dit beleid heeft de staatssecretaris ook over het verantwoordingsjaar 2009 gevoerd. Vaststaat dat het college van deze correctiemogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt en de omissie in de verantwoording pas na ontvangst van het terugvorderingsbesluit heeft onderkend.
5.3.
Het college heeft in de eerste plaats aangevoerd dat artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meebrengt dat rekening moet worden gehouden met in de bezwaarfase aangebrachte wijzigingen in de verantwoording. Daartoe heeft het college betoogd dat de Wsw met ingang van 1 januari 2010 is gewijzigd en dat in artikel 9a van de Wsw nu uitdrukkelijk is bepaald dat bij de toepassing van de artikelen 8, tweede lid, en 9 van de Wsw wordt afgeweken van artikel 7:11 van de Awb. Het college kan dit niet anders begrijpen dan dat er tot de inwerkingtreding van deze wetswijziging geen uiterste hersteltermijn was en geen wettelijk beletsel bestond om rekening te houden met in bezwaar gecorrigeerde verantwoordingsgegevens.
5.4.
Deze opvatting wordt niet gedeeld. Op grond van artikel 9a van de Wsw, dat in werking is getreden met ingang van 1 januari 2011, is de verantwoordingssystematiek van de Wsw gewijzigd. Hoewel bepalingen van overgangsrecht ontbreken, is er geen grond voor de opvatting van het college dat artikel 9a van de Wsw ook van toepassing is op het verantwoordingsjaar 2009, waarover al in 2010 verantwoording is afgelegd. Uit het gegeven dat op grond van artikel 9a van de Wsw uitdrukkelijk wordt afgeweken van artikel 7:11 van de Awb kan niet worden afgeleid dat er tot de invoering van artikel 9a van de Wsw geen grond bestond om voorbij te gaan aan in bezwaar herstelde gegevens. In de onder 5.2 vermelde uitspraak is hierover overwogen dat de staatssecretaris een gerechtvaardigd belang heeft bij het verbinden van consequenties aan het niet tijdig naleven van de verplichting om tijdig en gecertificeerd een financiële verantwoording van gedane uitgaven aan te leveren. Het bieden van een herstelmogelijkheid om de rechtmatigheid van de gedane uitgaven op een later moment - in bezwaar - alsnog te verantwoorden verdraagt zich niet met het uitgangspunt van het systeem van jaarlijkse verantwoording, waarbij de rechtmatigheid van de gegevens uiterlijk op 15 juli van het daarop volgende jaar moet zijn aangetoond. De Raad ziet in het betoog van het college geen grond om hierover nu anders te oordelen.
5.5.
Dat, zoals het college terecht heeft gesteld, de in artikel 17a van de Financiële verhoudingswet (Fvw) opgenomen termijn een indieningstermijn is en geen hersteltermijn, brengt gelet op 5.4 evenmin mee dat deze termijn geen betekenis heeft voor de Wsw en dat het de gemeenten vrijstaat de verantwoordingsinformatie ook na 15 juli van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar te herzien.
5.6.
Het college heeft ten slotte een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2011, ECLI:NL:RVS:BU5412, waarin volgens appellant over exact dezelfde vraagstelling een ander, en volgens het college juister standpunt is ingenomen. Deze beroepsgrond treft geen doel, reeds omdat het aanleveren van niet volledige en daardoor onjuiste gegevens, waarvan in dit geding sprake is, fundamenteel verschilt van het geval waarop die uitspraak ziet. In bedoeld geval, waarin herstel van een fout in bezwaar mogelijk werd geacht, had de betrokken gemeente namelijk in overeenstemming met artikel 17a van de Fvw wel tijdig alle benodigde gegevens aangeleverd over de uitvoering van de Wet inburgering nieuwkomers, maar die gegevens in een verkeerde rubriek geplaatst.
5.7.
Uit de rechtsoverwegingen 5.2 tot en met 5.6 volgt dat het hoger beroep van het college niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en E.J.M. Heijs en
B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2013.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) S.K. Dekker

HD