ECLI:NL:CRVB:2013:2515

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
12-1311 WSW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WSW-bedrag door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had een bedrag van € 196.059,- teruggevorderd van de gemeente Rijnwoude op basis van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De staatssecretaris stelde dat de gemeente niet tijdig en correct een financiële verantwoording had ingediend over de gedane uitgaven in 2009, wat resulteerde in een onderrealisatie van 7,24 arbeidsjaren. Het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude had bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar de staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank had het beroep van het college tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het college betoogd dat de staatssecretaris in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld door de gemeente niet de gelegenheid te bieden om de onvolledige verantwoording te corrigeren. De Raad oordeelde echter dat de staatssecretaris een gerechtvaardigd belang heeft bij het handhaven van de verplichting tot tijdige en gecertificeerde financiële verantwoording. Het bieden van een herstelmogelijkheid in bezwaar zou in strijd zijn met het systeem van jaarlijkse verantwoording, waarbij de rechtmatigheid van de gegevens uiterlijk op 15 juli van het daaropvolgende jaar moet zijn aangetoond.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van het college niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 21 november 2013.

Uitspraak

12/1311 WSW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
25 januari 2012, 11/5850 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude (college)
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Het college heeft hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een vraag van de Raad beantwoord. De staatssecretaris heeft een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2013. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door
mr. H.P.M. Schenkels en drs. M.J. Meihuizen.

OVERWEGINGEN

1.
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd ten name van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister), is in verband met een wijziging van taken voortgezet ten name van de staatssecretaris. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de staatssecretaris, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de minister.
2.1.
Bij besluit van 28 maart 2011 heeft de staatssecretaris met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) een bedrag van € 196.059,- teruggevorderd van de gemeente Rijnwoude op de grond dat over 2009 de totale realisatie, uitgedrukt in arbeidsjaren, minder bedraagt dan tot uitdrukking is gebracht in de verstrekte uitkering over dat jaar. De onderrealisatie bedraagt 7,24 arbeidsjaren. Het college heeft hiertegen bezwaar gemaakt en te kennen gegeven dat de gegevens van de buitenstedelijke werknemers door een misverstand niet zijn verwerkt in de verantwoordingsinformatie. Het college heeft vervolgens een aangepaste verantwoordingsinformatie ingezonden.
2.2.
De staatssecretaris heeft het bezwaar tegen het besluit van 29 maart 2011 bij besluit van 22 juni 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van het college tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4.
Het college heeft de juistheid van de aangevallen uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
5.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2.
Voor een nadere uiteenzetting over de financieringssystematiek voor de uitvoering van de Wsw verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 22 november 2012, ECLI:NL:CRVB:BY4347. Daaruit blijkt dat de verplichting om voor 15 juli van het betreffende jaar een financiële verantwoording van gedane uitgaven over het daaraan voorafgaande jaar aan te leveren een harde eis is. Dat geldt eveneens voor de informatie met betrekking tot de vaststelling van de budgetten voor het volgende jaar. Zoals onder 4.12 van die uitspraak is overwogen, voerde de staatssecretaris over het verantwoordingsjaar 2008 een buitenwettelijk beleid, dat inhoudt dat een college fouten die na de inzending van de verantwoordingsinformatie worden ontdekt binnen een redelijke termijn (tot september/oktober) alsnog kan corrigeren via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Dit beleid heeft de staatssecretaris ook over het verantwoordingsjaar 2009 gevoerd. Vaststaat dat het college van deze correctiemogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt en de omissie in de verantwoording pas na ontvangst van het terugvorderingsbesluit heeft onderkend.
5.3.
Het college heeft op de eerste plaats aangevoerd, dat de staatssecretaris in strijd met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door de gemeente niet in de gelegenheid te stellen de onvolledige verantwoording te corrigeren. Volgens het college was er gezien de afwijking van meer dan 20% ten opzichte van het eerdere jaar voor de staatssecretaris voldoende aanleiding om aan de juistheid van de eerste verantwoording te twijfelen en heeft de staatssecretaris in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld door sommige gemeenten wel en andere gemeenten niet in de gelegenheid te stellen een herstelde verantwoording in te zenden. Deze beroepsgrond treft geen doel. Gebleken is dat de staatssecretaris over het verantwoordingsjaar 2009, anders dan over 2008, na ontvangst van de gegevens van het ministerie van BZK geen navraag bij gemeenten heeft gedaan over de juistheid van de onder indicator 1 vermelde aantallen, onder meer omdat de staatssecretaris, anders dan in 2008, niet beschikte over recente gegevens over indicator 1. Daar komt bij dat indicator 1 van belang is voor de bepaling van het voor een toekomstig jaar toe te kennen budget, terwijl in het onderhavige geval indicator 3
(onderrealisatie) aan de orde is. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel kan daarom geen sprake zijn. Aangezien de interne controle en navraag over het jaar 2008 moet worden gezien als buitenwettelijk begunstigend beleid, levert het feit dat daarvan over 2009 is afgezien evenmin strijd met de zorgvuldigheid op.
5.4.
Over de mogelijkheid die artikel 7:11 van de Awb biedt om onvolledigheden in bezwaar te herstellen is in de onder 5.2 vermelde uitspraak overwogen dat de staatssecretaris een gerechtvaardigd belang heeft bij het verbinden van consequenties aan het niet tijdig naleven van de verplichting om tijdig en gecertificeerd een financiële verantwoording van gedane uitgaven aan te leveren. Het bieden van een herstelmogelijkheid om de rechtmatigheid van de gedane uitgaven op een later moment - in bezwaar - alsnog te verantwoorden verdraagt zich niet met het uitgangspunt van het systeem van jaarlijkse verantwoording, waarbij de rechtmatigheid van de gegevens uiterlijk op 15 juli van het daarop volgende jaar moet zijn aangetoond. Het betoog van het college levert geen grond op om hierover nu anders te oordelen. Het beroep dat het college in dit verband heeft gedaan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2011, ECLI:NL:RVS:BU5412, slaagt niet. Het aanleveren van niet volledige en daardoor onjuiste gegevens, waarvan in dit geding sprake is, verschilt fundamenteel van het geval waarop die uitspraak ziet. In bedoeld geval, waarin herstel van een fout in bezwaar mogelijk werd geacht, had de betrokken gemeente namelijk in overeenstemming met artikel 17a van de Financiële verhoudingswet wel tijdig alle benodigde gegevens aangeleverd over de uitvoering van de Wet inburgering nieuwkomers, maar die gegevens in een verkeerde rubriek geplaatst.
5.5.
Artikel 9, vierde lid, tweede volzin, van de Wsw, waarop het college zich ten slotte heeft beroepen, heeft uitsluitend betrekking op de gevolgen van het niet tijdig indienen van de verantwoording en mist daarom toepassing.
5.6.
Uit de rechtsoverwegingen 5.2 tot en met 5.5 volgt dat het hoger beroep van het college niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en E.J.M. Heijs en
B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2013.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) S.K. Dekker

HD