Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 21 februari 2011 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de hoogte van een boete die was opgelegd aan betrokkene wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ter discussie staat. Betrokkene ontving sinds 8 augustus 2007 een WIA-uitkering, maar heeft vanaf april 2009 inkomsten uit een dienstbetrekking ontvangen zonder dit tijdig te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft betrokkene een boete opgelegd van € 2.080,-, welke later is verlaagd naar € 1.040,-. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 52,-, omdat zij van mening was dat de opgelegde boete niet evenredig was aan de ernst van de overtreding.
In hoger beroep heeft het Uwv de beslissing van de rechtbank bestreden, met de stelling dat de rechtbank ten onrechte rekening heeft gehouden met de subjectieve verwijtbaarheid van betrokkene. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de overwegingen met betrekking tot de subjectieve verwijtbaarheid niet had moeten meewegen bij de bepaling van de hoogte van de boete. De Raad oordeelt dat de opgelegde boete van € 1.040,- evenredig is, gezien de ernst en herhaalde aard van de overtreding. Betrokkene heeft gedurende een lange periode geen melding gemaakt van haar inkomsten, wat heeft geleid tot een onterecht ontvangen WIA-uitkering van € 20.736,04. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond.