Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de geïndiceerde zorg voor een appellant die lijdt aan een ontwikkelingsstoornis met hyperactiviteit. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, geboren in 2002, heeft een complexe zorgvraag die niet als stabiel kan worden beschouwd, ondanks dat zijn ontwikkelingsstoornis een evident stabiel kindkenmerk is. De Raad stelt vast dat de zorgvraag van de appellant gedurende zijn ontwikkeling kan variëren, wat van belang is voor de indicatiestelling.
De Raad heeft overwogen dat het indicatiesysteem van de AWBZ inhoudt dat zorg die achteraf ruimer geïndiceerd wordt over een periode die ten dele al voorbij is, niet meer te effectueren is. Dit betekent dat de gestelde schade die voortvloeit uit het niet kunnen effectueren van geïndiceerde zorg niet relevant is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de indicatiebesluiten. De Raad bevestigt dat BJZ op grond van de Wet op de Jeugdzorg (WJZ) verantwoordelijk is voor het stellen van de indicatie voor AWBZ-zorg, terwijl het Zorgkantoor verantwoordelijk is voor de zorgrealisatie.
De Raad heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat dit niet mogelijk is wanneer het hoger beroep ongegrond wordt verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.