ECLI:NL:CRVB:2013:2405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsinbreng van directeur-grootaandeelhouder in het kader van WAZ-uitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsinbreng van een directeur-grootaandeelhouder (DGA) in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Appellant, die als DGA van een B.V. werkzaam was, had een WAZ-uitkering ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de arbeidsinbreng van appellant moet worden aangemerkt als werkzaamheden van economische betekenis. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat appellant zich heeft beziggehouden met typische ondernemersactiviteiten, zoals het nemen van beheers- en beleidsbeslissingen, ondanks dat hij geen fysieke arbeid meer verrichtte en niet dagelijks op de werkvloer aanwezig was.
De Raad bevestigt dat het realiteitsgehalte van het overeengekomen loon niet afhankelijk is van de exacte urenomvang van de arbeidsverrichting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de arbeidsinbreng van appellant, ondanks de beperkte uren, een loonwaarde had die meer dan 75% van het maatmaninkomen bedroeg. De Raad volgt deze redenering en stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van deze conclusie af te wijken.
Appellant had in hoger beroep betoogd dat zijn salaris niet als vergoeding voor arbeid, maar als vergoeding voor geïnvesteerd kapitaal moet worden gezien. De Raad verwerpt dit standpunt en stelt vast dat de keuze om salaris in plaats van dividend uit te keren een fiscale keuze was die door de fiscus is geaccepteerd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.