ECLI:NL:CRVB:2013:2399

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
12-6549 AWBZ-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake zorgindicaties en naschoolse opvang voor appellant met autisme en verstandelijke beperking

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 30 oktober 2013, wordt de zaak behandeld van een appellant die zorg heeft aangevraagd op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De appellant, geboren in 2004, heeft diagnoses van autisme spectrumstoornis en een verstandelijke beperking. In maart 2011 heeft hij een aanvraag ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor zorg. CIZ heeft op 8 april 2011 een indicatie afgegeven, waartegen de appellant bezwaar heeft gemaakt. Na een rechtsgang heeft de rechtbank het beroep van de appellant gegrond verklaard en CIZ opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. CIZ heeft vervolgens op 5 april 2012 en later op 28 augustus 2012 een indicatie vastgesteld voor verschillende zorgfuncties, waaronder begeleiding en kortdurend verblijf.

De appellant heeft in hoger beroep gesteld dat er onvoldoende uren voor naschoolse opvang zijn geïndiceerd. De Raad heeft vastgesteld dat de naschoolse opvang niet onder de zorgfunctie kortdurend verblijf kan worden geschaard, omdat deze functie bedoeld is voor logeeropvang in de weekenden en schoolvakanties. De Raad heeft geconcludeerd dat de geïndiceerde uren voor kortdurend verblijf niet kunnen worden gebruikt voor naschoolse opvang, en dat er geen andere zorgfunctie is geïndiceerd die deze opvang dekt. Daarom heeft de Raad CIZ opgedragen om de gebreken in het besluit van 28 augustus 2012 te herstellen binnen twee maanden na de uitspraak.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en A.J. Schaap en G. van Zeben-de Vries als leden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.

Uitspraak

12/6549 AWBZ-T
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 november 2012, 12/856 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellant, wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder[naam moeder], heeft
mr. L.T.M. Smets hoger beroep ingesteld.
Mr. J.M.M. Pater, advocaat, heeft zich als opvolgend gemachtigde van appellant gesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2013. Voor appellant is verschenen mr. Pater. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door O. Talhaoui.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende, voor deze beoordeling van belang zijnde, feiten.
1.1.
Appellant heeft in maart 2011 bij CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bij appellant, geboren in 2004, zijn de diagnoses autisme spectrumstoornis en verstandelijke beperking gesteld. CIZ heeft bij besluit van 8 april 2011 een indicatie gegeven, waartegen appellant bezwaar heeft gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 23 augustus 2011 heeft CIZ indicaties afgegeven voor de zorgfuncties begeleiding groep, begeleiding individueel, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en behandeling individueel. Daartegen heeft appellant beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van 23 augustus 2011 vernietigd met de opdracht aan CIZ een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. CIZ heeft dat gedaan bij besluit van 5 april 2012, gecorrigeerd bij besluit van 28 augustus 2012. Bij het besluit op bezwaar van 28 augustus 2012 heeft CIZ de omvang van de verschillende zorgfuncties als volgt vastgesteld:
begeleiding groep klasse 3 (3 dagdelen per week) ZIN
31 maart 2011 - 4 oktober 2011
begeleiding groep klasse 2 (2 dagdelen per week) ZIN
5 oktober 2011 - 30 maart 2016
begeleiding individueel klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week) ZIN
31 maart 2011 - 30 maart 2016
persoonlijke verzorging klasse 3 (4 tot 6,9 uur per week) PGB
31 maart 2011 - 30 maart 2016
kortdurend verblijf klasse 2 (2 etmalen per week) ZIN
31 maart 2011 - 30 maart 2016
De termen ZIN en PGB staan voor zorg in natura en persoonsgebonden budget.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
5 april 2012, zoals gecorrigeerd bij besluit van 28 augustus 2012, ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij stelt zich onder andere op het standpunt dat er te weinig uren voor de naschoolse opvang zijn geïndiceerd.
4.
De Raad overweegt hierover het volgende. Voor het wettelijk kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant als gevolg van zijn aandoeningen ernstig beperkt is en dat hij is aangewezen op AWBZ-zorg. Evenmin is in geschil dat appellant in de in geding zijnde periode was aangewezen op naschoolse opvang. Dit is afzonderlijk verwoord in het indicatiebesluit van 8 april 2011. In hoger beroep is in geschil of CIZ, uitgaande van appellants beperkingen en de noodzakelijke naschoolse opvang, de omvang van de indicatie juist heeft vastgesteld.
4.2.
Tijdens de zitting van de Raad heeft CIZ naar voren gebracht dat in de in het besluit van 28 augustus 2012 neergelegde indicatie is voorzien in naschoolse opvang voor appellant. Volgens CIZ konden de geïndiceerde uren voor de zorgfunctie kortdurend verblijf zowel voor het logeren in de weekenden en in de schoolvakanties als voor naschoolse opvang voor appellant aangewend worden.
4.3.
De Raad kan deze uitleg van CIZ niet volgen. De zorgfunctie kortdurend verblijf, klasse 2, omvat twee etmalen per week en is bedoeld voor logeeropvang in de weekenden en in de schoolvakanties. De naschoolse opvang van appellant kan, gelet op het doel van de zorgfunctie hiervoor genoemd en de aard en omvang van de naschoolse opvang, niet onder de zorgfunctie kortdurend verblijf worden geschaard. De geïndiceerde uren voor kortdurend verblijf zijn overigens ook feitelijk door appellant gebruikt om in de weekenden en tijdens de schoolvakanties te logeren. Evenmin is gebleken dat de naschoolse opvang voor appellant onder een andere geïndiceerde zorgfunctie is geïndiceerd. Dit heeft tot gevolg dat niet is voorzien in de noodzakelijk geachte naschoolse opvang.
4.4.
Nu het besluit van 28 augustus 2012 niet deugdelijk is, zal de Raad CIZ met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet opdragen om het gebrek te herstellen. De Raad stelt de termijn waarbinnen dat gebrek moet worden hersteld vast op twee maanden na de datum waarop deze tussenuitspraak is gedaan.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt CIZ op binnen twee maanden na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het besluit van 28 augustus 2012 te herstellen met inachtneming van wat de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en A.J. Schaap en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) M.P. Ketting

NW