ECLI:NL:CRVB:2013:2366

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
12-866 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant, die zich op 8 januari 2009 ziekmeldde vanuit de Werkloosheidswet, had op 28 september 2010 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% per 6 januari 2011. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot hoger beroep door appellant.

De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had voldoende beperkingen opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de bezwaarverzekeringsarts had deze op enkele punten aangepast. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren om de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten. Appellant had geen nieuwe medische informatie ingediend die zou wijzen op toegenomen beperkingen per 1 september 2011, en de in hoger beroep ingebrachte informatie van zijn behandelend orthopedisch chirurg werd niet als nieuw of relevant beschouwd.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant. De bezwaararbeidsdeskundige had adequaat gemotiveerd waarom de functies geschikt waren, ondanks de bezwaren van appellant over zijn kennis van de Nederlandse taal en leervermogen. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat appellant niet in staat was om de geduide functies te vervullen. De verzoeken om schadevergoeding en proceskosten werden afgewezen, en de aangevallen uitspraken werden bevestigd.

Uitspraak

12/866 WIA, 12/4965 WIA
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Roermond van
29 december 2011, 11/887 (aangevallen uitspraak I) en 26 juli 2012, 12/595 (aangevallen uitspraak II)
Partijen:
[Appellant]te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Verkoeijen, advocaat, de hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waarbij de hoger beroepen gevoegd zijn behandeld, heeft plaatsgevonden op 18 september 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. Verkoeijen. Voor het Uwv is verschenen mr. M.J.H.H. Fuchs.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als chauffeur. Op 8 januari 2009 heeft hij zich vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld. Op 28 september 2010 heeft hij een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2.1.
Bij besluit van 20 december 2010 heeft het Uwv geweigerd appellant per 6 januari 2011 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 35% bedraagt.
2.2.
Bij besluit van 30 mei 2011 (bestreden besluit I) is het bezwaar gericht tegen het besluit van 20 december 2010 ongegrond verklaard.
2.3.
Bij de aangevallen uitspraak I heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond verklaard. Hiertoe is - samengevat - overwogen dat gelet op alle voorhanden medische gegevens er geen aanknopingspunten zijn gevonden om de eindconclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen in twijfel te trekken. Niet is gebleken dat de beperkingen van appellant zijn onderschat of onjuist geïnterpreteerd. Evenmin is gebleken dat de beperkingen van appellant niet op juiste wijze in de in bezwaar aangescherpte Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 maart 2011 zijn verdisconteerd. In de bezwaarfase is, na aanscherping van de FML, een van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies komen te vervallen. Daar is een andere functie voor in de plaats gekomen. De schatting is gebaseerd op de functies magazijn, expeditiemedewerker (SBC-code 111220), produktiemedewerker
(SBC-code 111180) en textielproduktenmaker (SBC-code 111160). De bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige hebben gemotiveerd waarom die functies passend zijn voor appellant. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat appellant niet voldoet aan de voor die functies vereiste opleidingseisen of dat zijn kennis van de Nederlandse taal niet toereikend is.
3.1.
Appellant heeft zich per 1 september 2011 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.
3.2.
Bij besluit van 1 december 2011 heeft het Uwv geweigerd appellant per
1 september 2011 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering omdat er geen sprake is van toegenomen beperkingen.
3.3.
Bij besluit van 21 maart 2012 (bestreden besluit II) heeft het Uwv het bezwaar gericht tegen het besluit van 1 december 2011 ongegrond verklaard.
4.
Bij de aangevallen uitspraak II heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard. Hiertoe is - samengevat - overwogen dat de verzekeringsarts terecht heeft vastgesteld dat aan de hand van de beschikbare medische gegevens er geen redenen zijn de eerder op 23 maart 2011 vastgestelde FML te herzien. De bezwaarverzekeringsarts is ingegaan op de in bezwaar aangevoerde gronden van appellant en heeft geen reden hoeven zien de conclusies van de primaire verzekeringsarts te herzien. Appellant heeft geen medische stukken ingebracht waaruit iets anders blijkt.
5.
In hoger beroep heeft appellant - onder verwijzing naar de gronden van bezwaar en beroep - naar voren gebracht dat er in bezwaar ten onrechte geen informatie is opgevraagd bij zijn behandelend psycholoog. Daarnaast is er ten onrechte geen urenbeperking opgenomen. Als appellant 40 uur per week moet werken, zal hij worden overvraagd. Ten onrechte is geen rekening gehouden met de medicatie die appellant gebruikt. Er is weliswaar geen verbod voor het besturen van een auto of het bedienen van gevaarlijke machines, maar het risico moet vermeden worden. De geduide functies zijn niet passend. Appellant heeft concentratieproblemen, kan niet omgaan met conflicten en er wordt een te groot beroep gedaan op zijn leervermogen en kennis van de Nederlandse taal. De motivering van de bezwaararbeidsdeskundige en de rechtbank hierover is onvoldoende. Appellant heeft medische informatie van orthopedisch chirurg prof. dr. K. Bernsmann van 19 september 2012, 12 december 2012 en 24 januari 2013 in het geding gebracht. Appellant heeft een pseudoradiculair lumbaal syndroom bij discopathie. Pijnbehandeling heeft verlichting gegeven. Er is sprake van een structurele verandering die niet meer kan worden hersteld. Ter zitting heeft appellant een brief van zijn behandelend psycholoog voorgelezen.
6.1.
De Raad komt met betrekking tot de weigering van een WIA-uitkering per 6 januari 2011 (bestreden besluit 1) tot de volgende beoordeling.
6.2.1.
De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft op diverse onderdelen beperkingen opgenomen in de FML. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellant eveneens onderzocht en de FML op enkele onderdelen aangepast. De rechtbank heeft uitvoerig uiteengezet waarom de medische grondslag van de schatting juist is. De Raad verwijst naar de overwegingen hieromtrent en onderschrijft deze geheel. De in hoger beroep ingebrachte medische informatie van Bernsmann leidt niet tot een ander oordeel. De gegevens die hieruit naar voren komen, waren al bij de (bezwaar)verzekeringsartsen bekend en hiermee is rekening gehouden. Appellant heeft blijkens de FML forse beperkingen op onder andere buigen, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens werk, lopen, trappenlopen, klimmen, zitten, staan en gebogen en/of getordeerd actief zijn. Daarnaast is van belang dat appellant geruime tijd na de in geding zijnde datum pas op 28 augustus 2012 voor het eerst door Bernsmann is gezien. Nieuwe medische informatie die betrekking heeft op de in geding zijnde datum is niet ingebracht. Ook in de ter zitting mondeling naar voren gebrachte nieuwe medische informatie, dat appellant zich heeft aangemeld voor een nieuwe behandeling van zijn psychische klachten, zijn geen aanknopingspunten te vinden die tot een ander oordeel leiden.
6.2.2.
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van de schatting overweegt de Raad dat de in bezwaar geselecteerde functies passend zijn voor appellant. De signaleringen waaruit blijkt dat er een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid is, zijn door de bezwaararbeidsdeskundige besproken. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 24 mei 2011 ten gevolge van het medicijngebruik door appellant enkele functies geschrapt en tevens afdoende besproken dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant door het medicijngebruik niet in staat is de resterende functies te verrichten. De grond van appellant dat zijn kennis van de Nederlandse taal en zijn leervermogens onvoldoende zijn om de geduide functies te verrichten, kan niet slagen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet gebleken is dat er vergaande kennis van de Nederlandse taal vereist is. Evenmin is gebleken dat appellant niet in staat zou zijn de interne opleidingen te vervullen.
6.2.3.
Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak I slaagt niet.
6.3.
Met betrekking tot de weigering van een WIA-uitkering per 1 september 2011 (bestreden besluit 2) komt de Raad tot de volgende beoordeling.
6.4.1.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat er toegenomen beperkingen zijn per 1 september 2011. De bij appellant bestaande rugklachten waren bij het Uwv al bekend en zijn verwerkt in de FML van 23 maart 2011. Uit hetgeen appellant naar voren heeft gebracht blijkt niet dat deze klachten zijn toegenomen. De in 6.2.1 genoemde medische informatie van Bernsmann leidt niet tot een ander oordeel. De boordeling door Bernsmann vond plaats bijna een jaar na de datum in geding. De situatie die Bernsmann beschrijft, is niet wezenlijk anders dan bij de bezwaarverzekeringsarts bekend was. Niet blijkt dat appellant meer of anders beperkt is dan in de FML van 23 maart 2011 is opgenomen. Nieuwe medische informatie die betrekking heeft op de in geding zijnde datum is niet ingebracht.
6.4.2.
Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak II slaagt niet.
7. Uit hetgeen is overwogen in 6.2.1 tot en met 6.4.2 volgt dat de aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd. Dat brengt met zich dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
8.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraken;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en A.I. van der Kris en
K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) J.C. Hoogendoorn

QH