ECLI:NL:CRVB:2013:2330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J.S. van der Kolk
- G.W.B. van Westen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-uitkering en de vastgestelde beperkingen van appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als heftruckchauffeur en schoonmaker werkte, meldde zich ziek op 8 september 2008 vanwege buik- en rugklachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering, werd vastgesteld dat hij per 6 september 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv kende hem later een WGA-uitkering toe, maar appellant was het niet eens met de vastgestelde beperkingen door de bezwaarverzekeringsarts. Hij stelde dat zijn beperkingen ernstiger waren dan vastgesteld, met klachten van de ziekte van Crohn, rug-, enkel- en knieklachten, en diabetes. Tijdens de zitting op 25 september 2013 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een bezwaararbeidsdeskundige.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te betwijfelen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzichtelijk had gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was, en dat de functies die aan appellant waren voorgehouden medisch passend waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.