Uitspraak
OVERWEGINGEN
23 mei 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35 tot 80%. Aan dit besluit liggen een rapport van een bezwaarverzekeringsarts van 1 februari 2011 en een rapport van een bezwaararbeidsdeskundige van 15 maart 2011 ten grondslag. In het rapport van
1 februari 2011 heeft de bezwaarverzekeringsarts toegelicht dat uit een brief van 20 april 2009 van I-psy blijkt dat er bij appellant op 23 mei 2009 al sprake was van een ernstige depressieve stoornis en niet pas daarna. De bezwaarverzekeringsarts heeft op 2 februari 2011 een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin meer beperkingen zijn opgenomen wat betreft het persoonlijk en sociaal functioneren. Ook is een urenbeperking aangenomen van 20 uur per week. Met inachtneming van de gewijzigde FML heeft er opnieuw een arbeidskundige beoordeling plaatsgevonden. Daaruit is naar voren gekomen dat appellant een verlies aan verdiencapaciteit heeft van ruim 56%, wat betekent dat hij met ingang van
7 december 2009 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Daarbij is het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, inclusief de kosten van de door hem ingeschakelde medische deskundige, verzekeringsarts
I-psy dat er bij appellant sprake is van een ernstige depressieve stoornis met suïcidale gedachten.
16 maart 2010 van Van der Boog geeft geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv, zoals verwoord in het rapport van 26 mei 2011 van de bezwaarverzekeringsarts. Nu het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er bij appellant geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, kan de vraag of er sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid onbesproken blijven.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover het beroep tegen het besluit op bezwaar van 25 maart 2011 ongegrond is verklaard;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.