ECLI:NL:CRVB:2013:2263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- A.I. van der Kris
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering wegens benadelingshandeling bij beëindiging dienstverband
In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellante, die haar dienstverband heeft beëindigd terwijl zij ziek was. Appellante was sinds 4 september 2000 in dienst van een werkgeefster als fulltime magazijnmedewerker. Op 4 april 2011 meldde zij zich ziek met schouderklachten en depressieve klachten. De werkgeefster heeft de loonbetaling opgeschort en een ultimatum gesteld voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Appellante heeft, met hulp van haar advocaat, ingestemd met een minnelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2011, onder voorwaarde van uitbetaling van achterstallig loon en vakantiegeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde echter de ZW-uitkering, omdat appellante een benadelingshandeling had gepleegd door haar recht op loon prijs te geven op een moment dat het arbeidsongeschiktheidsrisico al was ingetreden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar financiële en psychische problemen haar handelen beïnvloedden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante, door mee te werken aan de beëindiging van haar dienstverband, een onterecht beroep op de ZW had gedaan. De Raad benadrukte dat appellante professionele rechtsbijstand had en dat zij een weloverwogen beslissing had genomen. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals haar financiële problemen, werden niet als voldoende argumenten gezien om haar verwijtbaarheid te ontkennen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.