ECLI:NL:CRVB:2013:2197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich had ziek gemeld met psychische klachten. Appellant was van 10 februari 1986 tot 31 maart 2009 werkzaam als kwaliteitsmedewerker lampen en ontving na zijn ziekmelding een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant per 7 november 2011 weer geschikt geacht voor zijn werk, waarna zijn uitkering werd beëindigd. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 oktober 2013 behandeld. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig en toereikend gemotiveerd had gehandeld in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had informatie ingewonnen bij de behandelaars van appellant en had geen aanleiding gezien om appellant ongeschikt te achten voor zijn arbeid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze had plaatsgevonden en dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden waarom appellant geschikt werd geacht voor zijn werk.
Appellant voerde aan dat zijn medische behandelaars hadden verklaard dat hij arbeidsongeschikt was, maar de Raad oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende onderbouwd waren. De Raad concludeerde dat appellant per 2 april 2012 geschikt was voor het verrichten van zijn arbeid en dat het Uwv op goede gronden had geweigerd hem een ZW-uitkering toe te kennen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.