ECLI:NL:CRVB:2013:2194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor reiskosten in het kader van bezoekregeling met kinderen
In deze zaak heeft appellant, wonende te Elburg, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor reiskosten die voortvloeien uit de bezoekregeling met zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft het college van burgemeester en wethouders van Elburg in het gelijk gesteld, waarbij werd geoordeeld dat de reiskosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de reiskosten van de kinderen ten laste komen van de verzorgende ouder, in dit geval de ex-partner van appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Appellant had aangevoerd dat zijn situatie een uitzondering rechtvaardigt op de vaste rechtspraak, omdat hij hogere kosten maakt door de bezoekregeling. Hij stelde dat de moeder van zijn kinderen in schuldsanering zit en daarom niet in staat is om bij te dragen aan de reiskosten. De Raad oordeelde echter dat de kosten van de reiskosten van de niet-verzorgende ouder, zoals in dit geval, binnen de normale uitgaven van familieverkeer vallen en dat de omstandigheden van appellant geen uitzondering rechtvaardigen.
De Raad heeft verder overwogen dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd zich weliswaar voordoen en noodzakelijk zijn, maar dat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gemeente niet gehouden is om de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor deze kosten in te willigen. De schuldenproblematiek van appellant verandert niets aan deze conclusie. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.