ECLI:NL:CRVB:2013:2182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van universitair docent wegens ontoereikend functioneren zonder medische oorzaak
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het ontslag van een universitair docent werd vernietigd. De docent, betrokkene, was in dienst bij de faculteit [naam faculteit] en had gedurende meerdere jaren onvoldoende wetenschappelijke output geleverd. Ondanks herhaalde functioneringsgesprekken en afspraken om zijn functioneren te verbeteren, bleef de docent achter in zijn prestaties. In 2007 meldde hij zich ziek, wat leidde tot een langdurige discussie over de vraag of zijn ontoereikend functioneren het gevolg was van een ziekte of gebrek.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het ontslag van betrokkene niet op medische gronden kon worden gerechtvaardigd. De Raad volgde de bevindingen van een onafhankelijke deskundige die had vastgesteld dat de ontoereikende prestaties van betrokkene niet het gevolg waren van een psychische aandoening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit van 13 december 2012 ongegrond. Dit besluit betrof de aanwijzing van betrokkene als herplaatsingskandidaat, wat de Raad als een juiste stap beschouwde, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Raad concludeerde dat de functie van betrokkene was komen te vervallen door een combinatie van factoren, waaronder het wegvallen van de onderzoekslijn waarin hij werkzaam was. De Raad oordeelde dat de Universiteit niet in staat was om betrokkene in een andere functie te plaatsen, en dat de door hem gewenste herplaatsing alleen mogelijk was via de formele aanwijzing als herplaatsingskandidaat. De Raad veroordeelde de Universiteit tot betaling van proceskosten aan betrokkene.