ECLI:NL:CRVB:2013:2142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van bijstand op basis van onvoldoende informatieverstrekking door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante ontving sinds 17 juli 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft de bijstand beëindigd en teruggevorderd, omdat appellante niet voldoende informatie heeft verstrekt over haar financiële situatie. Dit volgde na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij werd vastgesteld dat appellante contante bedragen ontving en werkzaamheden verrichtte in een café, zonder dit te melden aan het college.
Het college heeft in zijn besluiten van 22 december 2010 en 27 december 2010 geconcludeerd dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar activiteiten in het café slechts hand- en spandiensten betroffen en dat de ontvangen bedragen afkomstig waren van haar moeder en dochter. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie en dat het college terecht de bijstand heeft beëindigd en teruggevorderd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand, ondanks de ontvangen bedragen. De schending van de inlichtingenverplichting heeft geleid tot de conclusie dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.