ECLI:NL:CRVB:2013:2104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.N.A. Bootsma
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om uitbetaling van reis- en verblijfskosten door de minister van Economische Zaken
In deze zaak heeft appellant, die in dienst was bij het ministerie van Economische Zaken, op 2 november 2009 verzocht om uitbetaling van € 101.750,- aan reis- en verblijfkosten die hij had gemaakt tijdens zijn detachering als gastmedewerker bij de Rijksuniversiteit Groningen. De minister heeft dit verzoek op 2 april 2010 afgewezen, omdat appellant geen concrete en onderbouwde declaraties had ingediend. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd gedeeltelijk gegrond verklaard, maar voor het overige ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank een te rigide en formele benadering heeft gekozen en dat er geen rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van zijn situatie. Hij heeft aangevoerd dat er in de periode van zijn detachering nauwelijks contact was met het ministerie en dat zijn werkzaamheden niet wezenlijk waren veranderd. Appellant heeft ook gewezen op de hardheidsclausule in het Reisbesluit, die volgens hem niet in acht is genomen.
De minister heeft in het hoger beroep verweer gevoerd en bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de minister op goede gronden het verzoek van appellant heeft afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen concrete declaraties heeft ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Ook het verzoek om schadevergoeding werd als ongegrond afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.