ECLI:NL:CRVB:2013:2097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op WAO-uitkering en hoogte van het dagloon
In deze zaak heeft appellante, na een eerdere afwijzing van haar aanvraag voor een WAO-uitkering, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 8 januari 2009 minder dan 15% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht op een uitkering had. Echter, bij besluit van 4 juni 2012 heeft het Uwv dit besluit ingetrokken en vastgesteld dat appellante met ingang van 8 januari 2009 recht heeft op een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het geschil in hoger beroep betreft de hoogte van het dagloon, dat door appellante betwist wordt. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de hoogte van het dagloon correct heeft vastgesteld op basis van het uurloon van appellante op de relevante datum. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, maar het beroep tegen het besluit van 4 juni 2012 ongegrond verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.593,78 bedragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2013.